Medisch adviseurs slechthorendheid
Medisch adviseurs slechthorendheid

Medisch adviseurs slechthorendheid

Commissie slechthorendheid

  • Dr.ir. A.P.M. (Jan) de Laat, klinisch-fysicus – audioloog LUMC.
  • Prof.dr. E. (Sophia) Kramer, neuropsycholoog en Professor Auditory Functioning & Participation | University Research Chair Dept. of Otolaryngology-Head and Neck Surgery, section Ear & Hearing VUmc, Amsterdam


Jan de Laat
PhD, Jan studeerde natuurkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven en verrichte zijn promotieonderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, wat leidde tot een proefschrift: De perceptie van fluctuerende geluiden door slechthorenden. Daarna werd hij klinisch-fysicus – audioloog en werkte hij bij het Audiologisch Centrum (KNO) van het Leids Universitair Medisch Centrum. Op zijn spreekuur ontving hij slechthorenden, van jong tot oud, vaak ook met ernstige tinnitusklachten. Vanwege zijn belangstelling voor muziek (Jan speelt hobo) bezochten vaak ook musici met gehoorklachten zijn spreekuur. Zijn wetenschappelijke expertise ligt in de ontwikkeling en toepassing van nieuwe diagnostische hulpmiddelen voor slechthorende kinderen en ouderen, zowel in de elektrofysica als in de psychofysica. Hij was/is lid van de adviesraad van verschillende stichtingen, zoals de Hoorstichting, nu Veiligheid-NL en de Stichting Audiologische Opleidingen (nu ondergebracht bij de FENAC).Hij was/is lid van verschillende commissies van de Gezondheidsraad.



Sophia Kramer

Zij werkt als hoogleraar ‘Auditief Functioneren en Participatie’ op de afdeling KNO van het Amsterdam UMC. Zij is neuropsycholoog en bijna haar hele werkzame leven al bezig met wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van slechthorendheid bij volwassenen en factoren die daarmee samenhangen. Haar onderzoeksprogramma is interdisciplinair van aard (zie: earhearingamsterdam.nl) en brengt in kaart wat het betekent om slechthorend te zijn in de maatschappij. “Goede samenwerking tussen wetenschappers en ervaringsdeskundigen zoals die van Hoormij NVVS is cruciaal voor de kwaliteit en relevantie van het wetenschappelijk onderzoek”.