Les 3 Oefenen met tweeklanken en alledaagse situaties
Aandachtspunten
a. houd oogcontact als je in gesprek bent.
b. Articuleer duidelijk maar niet te nadrukkelijk.
c. Ga niet te dicht bij elkaar zitten bij het afzien.
d. Oefen niet te lang achter elkaar.
e. Let op de mimiek van de spreker.
Herhaling:
provincies en plaatsnamen in Nederland; hoofdsteden in het buitenland.
Oefening: tweelettergrepige woorden
Maak rijtjes met tweelettergrepige woorden; deel ze uit en zie ze bij elkaar af in willekeurige volgorde.
Voorbeeld: boodschap; voetbal; speeltuin; broodmes
Stel elkaar korte vragen met bovenstaande woorden.
Geef ook een kort antwoord.
Oefening: meerlettergrepige woorden
Maak zelf een lijstje met korte en lange woorden (1 tot 6 lettergrepen)
Oefen ze met elkaar en probeer het aantal lettergrepen te onderscheiden.
Denk hierbij extra aan aandachtspunt b. en e.
Begroeten
Als mensen elkaar ontmoeten is het eerste wat ze doen elkaar begroeten.
Afhankelijk van de situatie kunnen we een bepaalde begroeting verwachten.
b.v.: op straat met vrienden, de buren, in winkels, gezinsleden die thuiskomen enz.
Hier een paar voorbeelden; bedenk er zelf nog een paar.
Denk aan je mimiek.
1. Hallo, wat een lekker weer, hè.
2. Goeie morgen/middag/avond
3. Dag, hoe gaat het met je?
4. Dag meneer, wat kan ik voor U doen?
5. Hoi, mam, wat eten we vanavond?
Tweeklanken
Een tweeklank bestaat uit twee klinkers b.v. oei: bestaat uit oe en ie.De oe gaat geleidelijk over in ie. Zo’n verglijding wordt een tweeklank genoemd.
Oefen de tweeklanken voor de spiegel en voel hoe de klanken verglijden.
ooi = oo + ie au = a + oe
aai = aa + ie ou = o + oe
ei = e + ie ieuw = ie + oe
oei = oe + ie eeuw = ee + oe
uw = uu + oe
n.b. de ui is lastig: lijkt op eu.
Bedenk zelf zinnetjes met b.v : taai, kooi, trein, nauw, mouw, leeuw, nieuw en zwaluw