Les 2 Oefenen met a – i – e –o– u
Aandachtspunten
a. Let op het houden van oogcontact.
b. Articuleer duidelijk maar niet overdreven.
c. Spreek de woorden voor de spiegel uit.
d. Voel wat je zegt.
e. Oefen niet te lang achter elkaar: 10 min. dan rust en weer 10 min.
Oefening klinkers herkennen met: ee; uu; eu
deel - duur - deur
beer - buur - beurt
steen - stuur - steun
geen - guur - geur
Alle lange klinkers: kijk, voel en herken
baart - biet zoet - zoom
staart - stier moer - moor
kaas - kies groen - groot
spaar - lied spoed - spoor
maart - dief voet - poot
Probeer de volgende woorden bij iemand af te zien. Bedenk daarna om de beurt een kort zinnetje met één van de woorden en zie de zinnetjes bij elkaar af.
schuurdeur - bloedneus - studeerkamer
keukendeur - leesboek - telefoon
schuurspons - voetzool - metro
zeurpiet - mierzoet - vliegenplaag
Nu de korte klinkers: a – i – e –o– u
De korte klinkers lijken veel op de lange klinkers.
o en oo, u en uu zijn geronde klanken.
a en aa, e en ee, i en ie zijn ongeronde klanken.
Voel en probeer het verschil te zien tussen:
man – maan
ben – been
wil - wiel
fut – fuut
bom – boom
Tot slot een oefening in spelvorm:
Op tafel liggen ca. 20 voorwerpen zoals: lucifers, schaar. potlood. centimeter enz.
a. De “spelleider” vraagt aan iedere deelnemer een voorwerp aan te geven.
b. Iedere deelnemer heeft drie voorwerpen voor zich. Om de beurt vragen de deelnemers aan elkaar een voorwerp.
De vragen in korte maar volledige zinnen stellen; b.v; mag ik van jou het potlood?